-
1 rock
n. rots; "Rock"muziek; beweging--------v. zacht bewegen; zich bewegen; schokkenrock1[ rok]I 〈eigennaam; Rock; the〉2 rotsblok3 (steen)rots ⇒ steun, toeverlaat4 〈 voornamelijk Brits-Engels〉zuurstok/pepermuntstaaf/kaneelstok♦voorbeelden:as solid as a rock • oersolide, onwrikbaar; betrouwbaarbe on the rocks • op de klippen gelopen/gestrand zijn 〈 ook figuurlijk〉; naar de knoppen zijn; 〈 informeel〉 (financieel) aan de grond (zitten)〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 on the rocks • on the rocks/op ijs(blokjes) geserveerd 〈 van dranken〉————————rock21 schommelen ⇒ wieg(el)en, deinenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 Sicherheit
Sicherheit〈v.; Sicherheit, Sicherheiten〉1 veiligheid, zekerheid ⇒ bescherming2 zekerheid, stelligheid3 betrouwbaarheid ⇒ juistheid, feilloosheid4 zekerheid, beslistheid, zelfbewustheid♦voorbeelden:etwas in Sicherheit bringen • iets in veiligheid brengenjemanden, sich in Sicherheit wiegen • iemand in slaap wiegen, zich veilig wanenzur Sicherheit • veiligheidshalveSicherheiten leisten • zekerheden stellenSicherheit in bar • geldelijke borgtocht -
3 rock someone to sleep
-
4 vigilance
vigilance [viezĵielãs]〈v.〉♦voorbeelden:f1) waakzaamheid, oplettendheid -
5 endormir, tromper la vigilance de qn.
endormir, tromper la vigilance de qn.Dictionnaire français-néerlandais > endormir, tromper la vigilance de qn.
См. также в других словарях:
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon